Zolang dit virus ons in de greep houdt, zal iedere dag één van mijn
innerlijke stemmen je hopelijk aanspreken, omdat ik ervaar dat we in
de onderstroom veel meer gemeen hebben dan dat we verschillen.
De boze weigerklant 30 maart 2020.
De winkelbediende staat met een vriendelijke glimlach, bewapend met
poetsdoek en zwarte handschoentjes, mandjes uit te delen. Ik las het
al in de deuropening:
“Vanaf vandaag zijn wij verplicht winkelkarren en winkelmandjes uit te
delen. Neemt u ze alstublieft aan van ons personeel.”
We staan met 5 mensen in een colonne anderhalf meter achter elkaar te
wachten en schuiven langzaam naar de aardige winkelvrouw. Als een man
van ongeveer mijn leeftijd ( een vijftiger dus ) aan de beurt is, loopt hij
langs de winkelbediende.
“Ik hoef maar twee dingen te kopen”, zegt hij en loopt verder.
“Meneer, u bent verplicht een mandje aan te nemen.”
“Maar ik zeg toch, ik heb maar twee dingen te kopen en ben zo weer weg.”
De man houdt net genoeg zijn tred in bedwang om niet heel onbeschoft
te lijken, maar zijn toon is wel al geïrriteerd. De winkelbediende blijft
van buiten kalm en haar vriendelijke gezicht blijft intact, hoewel ik wel
een iets strakkere huid zie verschijnen.
“Meneer, het spijt me, maar u moet toch echt met een mandje naar binnen.”
“Nou, het spijt mij ook, want ondertussen had ik al boodschappen kunnen
doen. En jij houdt mij nu dus tegen. Daar wordt ik niet echt blij van.”
“Ik heb deze regel ook niet verzonnen. Het is gewoon verplicht.”
“Nee, verschuil je maar achter de regel. Lekker makkelijk.”
De man grist een mandje uit de handen van de winkelbediende.
“Echt, wat een gelul! Ben je nu blij?”
De wangen van de winkelbediende gloeien op, de grimas verstrakt zich
verder en de lip trilt licht. Haar schouders zakken wat naar beneden.
De volgende klanten bemoedigen haar met zinnen als:
“Jij kunt er ook niets aan doen.”
“Je hebt gelijk hoor. Het is gewoon de afspraak dat we dat doen.”
“Dank je wel hoor.”
Ik kom aan om een mandje aan te nemen. Ik heb vijftien seconden na
kunnen denken om iets te zeggen, iets te kunnen doen in deze situatie,
anders dan de vijftiger achterna rennen en hem op zijn smoel slaan.
Ze reikt uit naar mij met een mandje. Ik hou het mandje even vast
tussen haar en mij en kijk haar aan:
“Ik omhels je………en ik wens je een fijne dag.”
Ze slaat de ogen neer.
Haar schouders schokken.
Verdriet verlaat haar ogen.
“We werken heel hard en soms kan ik dit er dan even niet bij hebben.”
Na nog een seconde, ik voel de volgende klant in mijn rug, loop ik
ook door. Een prachtige ontmoeting die ik liever niet had gehad.
Commentaires