Ik schrijf en film mijzelf door het landschap overwegingen; van mijzelf,
mijn omgeving en wat ik in de media hoor. Graag creëer ik compassie
en nieuwsgierigheid voor alle stemmen die er nu eenmaal zijn, zodat
we de ander én onszelf recht in het hart aan kunnen kijken.
De joggers die Corona in het rond rennen. 5 april 2020
Ik begin één van mijn lange wandelingen in en rond Utrecht op het pad
langs de singels. Water, bomen gras, het is mooi en meestal rustig.
Maar nu, op een zaterdagzonnige middag, is het echt druk. Je moet
best oplettend laveren om iedereen op een galante manier te ontwijken
en vaak levert dat mooie ontmoetingen op.
Een glimlach met een oudere vrouw die zo haar best doet om met haar
kleine hondje niemand tot last te zijn. Een vader die kinderen leert hoe
je anderhalve meter afstand bewaart. Of dat het gewoon makkelijk gaat
zonder elkaar echt aan te kijken, omdat je weet: dit doen we nu zo.
Een werkelijk gekmakende uitzondering vormen veel joggers, de irritante
brommertjes van het huidige verkeer, de vliegende thuisbezorgers van de
moderne pest. Nee, ik begrijp het, niet allemaal doen ze zo en jij bent vast
die oplettende renner die juist rekening houdt met iedereen.
Voor mij is de lol van een dergelijke route er wel af.
Ik zie vijftien meter voor me twee jonge vrouwen van ongeveer twintig jaar
op me af wandelen. Ik ben sowieso al opgehouden me af te vragen of zij
dan de enige twee zijn die elkaar de arm geven of dat ze dat met iedere
vriendin doen onder het motto ‘wij besmetten elkaar niet ‘ of dat ze een
andere manier vonden om hun aanwezige intelligentie uit te lachen.
En hoe ze dat in godsnaam in een studentenhuis fixen.
Enfin, die twee dames komen dus op me af en ik wijk uit in het gras.
Zij gaan een beetje aan de kant, net genoeg om voor mij die anderhalve
meter te gunnen.
Op het moment dat wij elkaar passeren scheren er twee jongens, ook zo
rond de twintig, langs me heen, dwars door het gat tussen de dames en
mij, luid sprekend, me bijna aanrakend.
Ik schrik dan.
Nog geen 3 seconden later zie ik een andere man, rond de 40, op me af
komen en sloft een wat corpulente vrouw, van in de 30 denk ik zo, langzaam
joggend van achteren mijn kant op. Ik kan niet ontwijken, tenzij ik mijzelf te
water laat. Het enige dat ik kan doen is zover mogelijk aan de grasrand
gaan staan en bevroren wachten tot het over is.
Niemand geeft een kik.
Ik wil schreeuwen en ik durf niet iets te zeggen. Dat is stom, dat weet ik, ik
mompel iets in mijzelf van ‘vuile corona verspreider, weer een dode omdat
jij zo nodig met je luie lijf ook een keer in beweging komt’.
Ik schaam me zo grof en onaardig te zijn, hoe onhoorbaar ook.
Met naar binnen gebogen schouders loop ik door en sla zo snel mogelijk een
stille straat in, op weg naar de randen van de stad. Daar waar veel minder
mensen komen, want ja, 'dat is vast te ver joggen voor de nieuwe populatie
‘laat-ik-maar-eens-gaan-bewegen-nu-het-crisis-is.’
Ik vraag me al wandelend af of ik de overdreven brave borst ben, of dat deze
joggers krankzinnig ronddolen in hun eigen coronavrije wereld. Gelukkig kom
ik tijdens mijn tocht nog een taaie oude man tegen die zichzelf vriendelijk
knikkend op afstand houdt.
We zwaaien kort naar elkaar.
"Fijne dag."
"Insgelijks."
Comments