Zolang dit virus ons in de greep houdt, zal iedere dag één van
mijn innerlijke stemmen spreken, onder het mom ‘we lijken
veel meer op elkaar dan dat we van elkaar verschillen.’
De Corona surplace. 25 maart 2020
We kwamen elkaar tegen op straat. Nooit eerder zag ik hem in de
vele zwerfwandelingen die ik in Utrecht al jaren onderneem. Hij
was een nieuw gezicht, dus het was een verse ontmoeting.
Ik kwam de hoek omgelopen met boodschappen die ik had gedaan.
Tussen hem en mij bestond 10 meter leegte. De stoep in deze wijk
is smal en de auto’s vullen het straatbeeld geheel.
Dat betekent dat je niet zomaar uit kunt wijken, zonder heel
ingewikkeld tussen een auto door te kruipen, in de hoop niet
achter een trekhaak te blijven steken of klem komen te zitten.
Dus het werd een surplace.
Je kent het misschien wel, dat is wat baanwielrenners doen als ze,
voorafgaand aan een ziedende eindsprint, niet het nadeel willen
hebben vooraan te moeten fietsen, waardoor ze op het laatst nog
verschalkt kunnen worden door de achtervolger.
Secondelang keken we elkaar aan. Hij bleef als eerste helemaal stil
staan, tot we elkaar op zo’n 6 meter waren genaderd. Toen ook ik
stond en we om ons heen de uitwijkmogelijkheden bekeken, zagen
we beide dat éen van ons de straat moest zoeken om plek te maken
voor de ander.
Ik stond stil en glimlachte naar hem. Wij wisten waar we in stonden,
zonder het ook maar met één woord te hoeven uitleggen: dit is de
Corona-anderhalve-meter-pas-op-de-plaats-situatie.
we beide dat één van ons de straat moest zoeken om plek te maken
stonden zo dicht op elkaar, dat ging gewoon niet. We bleven naar
elkaar glimlachen. Er was geen enkele haast of irritatie.
Meer een ‘understanding’ dat we hier nu eenmaal in zaten en dat we
dit gewoon even moesten oplossen. De man keek naar achteren en
zag dat een paar meter achter hem twee auto’s voldoende plek hadden
gelaten om te dienen als korte schuilplaats.
Hij liep in de nis en wenkte uitnodigend naar mij, zodat ik kon passeren.
Zo’n gebaar waarbij de rechterarm met een ferme wier van boven naar
beneden zwaait en het hoofd sierlijk, circusachtig meebuigt.
Mijn glimlach verbreedde zich van oor tot oor en we bleven elkaar
aankijken zonder ook maar een woord te gebruiken. Nadat we
elkaar waren gepasseerd keken we beide op hetzelfde moment om
en knikten kort, de ogen vriendelijk neerslaand.
Zonder deze beklemmende Coronasituatie had deze ontmoeting niet
plaatsgevonden. We zijn, zo hoop en denk ik vurig, in staat elkaar op
straat in deze tijd mooi en stil te bejegenen.
Op dit soort momenten voel ik mij werkelijk verbonden met de wereld.
De eenvoud van het moment is verbluffend en heeft wat mij betreft
te maken met de tijd die we nu krijgen.
De tijd om even stil te staan, te vertragen, en elkaar anders te zien.
Comments